Genootschap voor de Joodse Wetenschap in Nederland

Geschiedenis van het Genootschap

Korte inleiding over de geschiedenis van het Genootschap, door Julie-Marthe Cohen, secretaris, op het Symposium In de sporen van Zunz en Seeligmann. Het Genootschap en de Joodse Wetenschapsbeoefening in Nederland, dat op 17 mei 2009 werd georganiseerd ter gelegenheid van het negentigjarig bestaan van het Genootschap.

Geachte aanwezigen,

Vandaag vieren we het negentigjarig bestaan van ons Genootschap met een studiedag over een naar mijn mening zeer gepast thema: Het Genootschap en de Joodse wetenschapsbeoefening in Nederland. In de fancy hoofdtitel van het symposium figureren de namen van Leopold Zunz en Sigmund Seeligmann, de respectievelijke grondleggers van de Wissenschaft des Judenthums in Duitsland en van ons Genootschap, dat 100 jaar na het ontstaan van de Wissenschaft op 24 april 1919 werd opgericht.

Waarom dit onderwerp?
Ons Genootschap ontstond als eerste joods-wetenschappelijk genootschap in Nederland in navolging van soortgelijke genootschappen die in de eeuw daarvoor in Duitsland en andere landen waren opgericht door beoefenaars van de Wissenschaft des Judenthums. De Wissenschaft was een intellectuele beweging die aan het begin van de negentiende eeuw zijn oorsprong vond en die door middel van academische studie een nationale Joodse historiografie wilde creëren die ten doel had een Joods cultureel verleden te reconstrueren. Dit joods cultureel verleden moest vorm geven aan een moderne joodse identiteit. De Wissenschaftler begonnen joodse en andere teksten te bestuderen als bronnenmateriaal voor de geschiedschrijving van het Jodendom. De aandacht voor de religieuze inhoud van joodse teksten werd teruggedrongen ten gunste van historiserende vragen zoals wanneer de tekst geschreven was en wat de inhoud ons vertelde over specifieke historische perioden. Een goed voorbeeld hiervan is het werk van de pionier David Henriques de Castro, die in de tweede helft van de negentiende eeuw op de Portugees-joodse begraafplaats te Ouderkerk grafzerken opgroef om met de daarop aangebrachte inscripties, en met ander bronnenmateriaal, een vroege geschiedenis van de Portugese joden in Amsterdam te reconstrueren.

Alhoewel verschillende onderzoekers over aspecten van de invloed van de Wissenschaft op de ontwikkeling van de wetenschapsbeoefening in Nederland hebben gepubliceerd, ontbreekt het tot op heden aan een monografie over dit onderwerp. Dit is op zijn minst opmerkelijk, omdat de Wissenschaft de basis heeft gelegd voor de academische Joodse studies, niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten.

Ondanks het ontbreken van een systematische diepgaande studie over het onderwerp, lijkt de mening te overheersen, dat het Nederlandse Jodendom niet wezenlijk aan de Wissenschaft zou hebben deelgenomen, of althans geen originaliteit of vernieuwing zou hebben aangedragen. Mocht hier inderdaad sprake van zijn, dan blijft het alsnog interessant om te kijken in hoeverre de bijdragen van de Nederlandse Wissenschaftler een specifieke eigenheid in zich dragen, die de Nederlands-joodse identiteit typeert.

Vandaag komt een aantal aspecten van de joodse wetenschapsbeoefening in Nederland aan de orde. Wout van Bekkum introduceert ons in de wereld van de Wissenschaft aan de hand van Leopold Zunz en kijkt naar de invloed van deze beweging op de academische studie van het jodendom. Irene Zwiep selecteert een centraal thema van de Wissenschaft, de historiografie, en onderzoekt de visie op de relatie tussen algemene en joodse geschiedenis. Judith Frishman, neemt als casus de Nederlands-joodse geschiedenis, in de bestudering waarvan het Genootschap een voortrekkersrol innam. Tot slot behandelt Evelien Gans de visie op de joodse wetenschapsbeoefening in Nederland van Jaap Meijer, die onmiskenbaar te typeren valt als een product pur sang van de joodse wetenschap in Nederland.

Het symposium van vandaag wil een stimulans zijn voor een ieder, professioneel onderzoeker of geïnteresseerde, zoals u allen, om zich verder in dit thema te verdiepen. Een monografie over het onderwerp is, zoals gezegd, een desideratum. Zou het niet prachtig zijn als we bij het 100-jarig bestaan van ons Genootschap een boek kunnen presenteren waarin de ontwikkeling van de wetenschapsbeoefening in Nederland, waarin begrepen de geschiedenis van ons Genootschap, kan worden gepresenteerd?

Over die geschiedenis van ons Genootschap wil ik nog enkele woorden spreken, want ook hier zien wij ons geconfronteerd met een leegte die nog moet worden opgevuld. Voor deze korte inleiding heb ik daarom het tijdschrift van het Genootschap ter hand genomen en uit verschillende daarin gepubliceerde jaarverslagen, een klein aantal feiten en gebeurtenissen uit het 90-jarig bestaan van het Genootschap op een rijtje gezet. Daarbij concentreer ik me vooral op de beginjaren en de eerste jaren na de oorlog, want een aantal van u is van de laatste decennia zelf getuige geweest en dus beter op de hoogte dan ik. De Bijdragen en Mededelingen doorbladerend valt vooral op dat het Genootschap en het tijdschrift als serieus platform diende voor de uitwisseling van wetenschappelijk gedachtegoed van joodse wetenschapsbeoefenaars in binnen- en buitenland.

Een van hen stond aan de wieg van ons Genootschap, de bibliograaf Siegmund Seeligmann, die valt te typeren als trait d’union tussen de Wissenschaft en de Nederlandse joodse wetenschapsbeoefening. Hij werd geboren in Karlsruhe in 1873 en kwam op jeugdige leeftijd naar Amsterdam, waar hij een opleiding volgde aan het Nederlands Israëlitisch Seminarium en een grote liefde ontwikkelde voor het boek en voor de geschiedenis van de joden in Nederland. Met zijn Duitse achtergrond en contacten met Wissenschaftler in het buitenland valt het dan ook niet te verbazen dat juist hij het initiatief nam tot de oprichting van ons Genootschap. De oprichting had echter wel enige voeten in de aarde want na het verschijnen van de Israëlietische Letterbode van Meijer Roest in 1875 was er weinig wetenschappelijks verschenen, terwijl herhaalde pogingen om een joods-wetenschappelijk genootschap of tijdschrift op te richten aanvankelijk mislukten. Steeds liep Seeligmann aan tegen een te geringe belangstelling bij zijn geloofsgenoten. Uiteindelijk zou een tentoonstelling in 1916 in Amsterdam gehouden, de doorslag geven.

Initiatiefnemer van de tentoonstelling, de jurist en amateur-historicus Izak Prins, wilde de tentoonstelling laten overgaan in een joods museum. Seeligmann en Prins waren het erover eens dat een dergelijk instituut slechts verwezenlijkt kon worden als onderdeel van het werkprogramma van een wetenschappelijk genootschap. In het voorjaar van 1918 ontwierp Seeligmann de statuten van het genootschap en nodigde hij zelfstandig de personen uit voor de oprichtingsbijeenkomst. Daarbij werd hij geleid door historische overwegingen en wenselijkheid om – en ik citeer – ‘zoveel mogelijk alle takken van wetenschap, die met de Joodse wetenschap in het bijzonder in aanraking komen, op de beste wijze hier te doen vertegenwoordigen’ […] – einde citaat. Met andere woorden, in de tussenliggende eeuw was de wetenschap van het Jodendom – Wissenschaft des Judenthums – verworden tot ‘joodse wetenschap’ die het nieuw opgerichte genootschap zich ten doel stelde te bestuderen met de kennelijke suggestie op een breed scala aan onderwerpen een eigen joods perspectief te kunnen ontwikkelen: van een lezing over Responsen als bron der geschiedenis tot een voordracht over Psychologische onderzoekingen bij joodse en niet-joodse schoolkinderen te Amsterdam.

Moet nog even gezegd dat het embleem, een brandende menorah, na de oprichting werd ontworpen door grafisch kunstenaar Leo Pinkhof.

In de jaren na de oprichting was het Genootschap op velerlei terrein actief. Het organiseerde tentoonstellingen, werkte mee aan de totstandkoming van het Joods Historisch Museum, legde verzamelingen aan, organiseerde lezingen en studiebijeenkomsten, ook met buitenlandse geleerden, verzorgde vertalingen die bedoeld waren voor wat men noemde de eigen joodse volksbibliotheek en stond zelfs, op bescheiden wijze, buitenlandse geleerden financieel bij. Tot slot gaf het zijn eigen tijdschrift, de Bijdragen en Mededelingen uit, dat naast de gehouden lezingen en ander wetenschappelijke bijdragen, ook necrologieën van overleden leden, jaarverslagen, en catalogi bevatte.

Na de oorlog, waarin 50 leden werden vermoord, en waarin het archief en de boekencollectie verloren gingen, werd het Genootschap in 1950 heropgericht, op initiatief van een van zijn oudste leden, Dr. I. van Esso. Sindsdien zijn de bijeenkomsten ononderbroken hervat en werden verschillende nieuwe initiatieven ondernomen. Tegenwoordig vindt eens in de vijf jaar een symposium plaats, waarvan de bijdragen in een bundel verschijnen, publiceert het Genootschap nog steeds de Bijdragen en Mededelingen en ondersteunt het twee leerstoelen, een aan de Universiteit van Amsterdam en een aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ons Genootschap telt vandaag de dag ca. 300 leden, waarvan het merendeel op leeftijd. Het bestuur heeft als aandachtspunt dan ook de verjonging van zijn leden, zodat actieve deelname ook voor de komende decennia gewaarborgd is en het genootschap een platform kan blijven vormen voor een ieder die de joodse wetenschapsbeoefening een warm hart toedraagt.

Ik wens u een hele boeiende en feestelijke dag toe.